De Wetering is de simpele naam voor een waterafvoersloot. Een sloot die in eerste instantie was gegraven om het overtollige water van het moeras en veenland kwijt te raken. Later werd het een turfvaart en weer later een scheepvaartroute. Pas rond 1650 begon de turfgraverij rond Weteringgoed op gang te komen en er werden vele turfvaarten gegraven. Dat graven ging in fases. De turfkavels lagen haaks op de Wetering zoals bij een veenkolonie gebruikelijk. De Weteringers woonden evenals de Gietersen en de Dwarsgachters tot het begin van de twingtigste eeuw op kaveleilandjes. Wetering betekent water.
Vanaf de dertiende eeuw af is men al begonnen te graven met de Wetering, die men in eerste instantie de Scherwoldiger Weteringe (1564) noemde.Toen men in 1568 de Arembergergracht klaar had, sloot men die via het Giethoornse Meer en Riete aan op de Wetering. De Wetering werd daarom in 1573 aanmerkelijk verbreed en uitgediept. Men wilde eest de vaarroute naar Friesland via de paar meter brede Hoogewegsloot laten lopen, maar daar kwam men later op terug. Ondertussen was nu ook het Steenwijkerdiep in 1632 gereedgekomen en er was zo zachtjes aan een druk water verkeer ontstaan. Dat was voor de deels verspreid wonende Scheerwoldigers een reden om aan de vaart te gaan wonen en van daaruit hun veenderijwerkzaamheden voort te zetten. Ondertussen waren er ook vele "vremden" komen wonen en het aantal beroepen had zich uitgebreid met boeren, vissers en timmerlieden. Ten tijde van de veenderij is Wetering dus ontstaan, maar een school was er nog niet. De kinderen moesten in Muggenbeet of Nederland naar school. De kinderen van Noord gingen naar Nederland en die in Zuid naar Muggenbeet. Soms gingen ze maandenlang niet naar school omdat water in in de regenmaanden veel te hoog stond. Trouwens als er werk aan de winkel was hield men de kinderen domweg thuis. Brood op de plank dat was het belangrijkste toendertijd. Nou was de Wetering in de zomer drukker dan in de winter, want vele families trokken in de winter naar de Hoogeweg waar men de kost verdiende met rietsnijden. Als er in het voorjaar weer in de veenderij gewerkt kon worden, trok men weer terug op de Wetering aan. De behuizing stelde in die tijd niet veel voor, eenvoudige veenhutten of keten daar namen de veenarbeiders genoegen mee. Die keten kon je op een vlot verplaatsen. Op de landkaarten komen deze simpele hutten dan meestal ook niet voor.
Tegen achtien honderd begon de veen al op te raken en veel veenbazen en turfmakers trokken toen weg. Namen als Hendriks, Harmens, Koops, Jochems en Roelofs trokken toen al naar Friesland om daar hun geluk te beproeven. Het werd er daarom ook niet beter op en er brak een tijd aan van bittere armoede. De Watersnood van 1825 betekende in Wetering het einde van veel woonhuizen. De Weteringers hadden geluk, want te tijde van de ramp lag net beurtvaarder Hendrik ten Heuvel met zijn schip in Wetering. Hij was op weg naar Amsterdam maar kon vanwege de ramp niet verder varen. Hij redde met zijn schip 150 mensen van Wetering. Het water stond twee en halve meter hoog en men kam van alles tegen op het water; huizen, molens, koeien, schapen, meubelen, landbouwgereedschap en bomen van wel een halve meter doorsnede. In het eind van de negentiende eeuw kreeg je een omschakeling van veenderij op de veehouderij, rietteelt en visserij in Wetering en Nederland. Dat viel natuurlijk niet mee, want zoveel weiland was er na een paar honderd jaar vervenen, niet meer over. Een keuterboer stelde in die tijd niet zo veel voor, een paar koeien en een geit dat was het wel zo"n beetje.
Andere tijden
In Wetering was er tot 1840 alleen maar waterverkeer mogelijk en er woonden toen 540 mensen. In dat jaar kwam er namelijk een voetpad verbinding van Eind van Diep met Muggenbeet gereed. Rond 1855 staan er toch weer zo"n kleine veertig huizen aan de Wetering; 18 bij Eind van Diep Zuidgracht en 11 aan de kruising Noordgracht Wetering. Om dat mogelijk te maken moest men een opgehoogd pad maken dwars door de Oude Aa vallei ( tot 1550 oude vaarweg ). De rest van Wetering was toen nog lang niet aan de beurt en die moesten dus nog altijd per boot. Het zou nog tot 1894 duren voordat er een voetpad langs de Wetering kwam. Jarenlang getouwtrek was daar aan vooraf gegaan. In 1893 trok men deze verbinding door tot Blokzijl en in 1903 kreeg Wetering zijn verbinding met Nederland. In 1921 kwam er een fietspadverbinding met Steenwijk en zo was Wetering uit zijn fietsisolement. In 1898 richten de boeren de coöperatieve zuivelfabriek 'De Goede Verwachting" op, die tot 1921 actief zou blijven. Verder werd er in 1881 een school geopend en in1909 een Evangelisatielokaal gebouwd. Ondertussen was het super druk op het water geworden, want in 1910 passeerden er in Eind van Diep 2040 grote zeilschepen, 1714 stoomboten, 153 vlotten met turf, 193 punters en 277 bokken. Al deze boten betaalde hun tol aan de reeds eeuwen bestaande tol aan Eind van Diep. De beurtvaartschepen Major en Minor vervulden in de jaren 1897-1946 een sleutelrol in het personen en goederen vervoer van en naar Steenwijk, Blokzijl en Ossenzijl. Zo rond 1920 had.Weteing een aantal woningen wat net zo groot was als nu . Ook staan er dan een achttal deels Spinnekop watermolens Toen in 1932 de provincie het Steenwijker Dieptol overnam werd de tol al vrij snel opgeheven. Dat was daar ook de drukste plaats van het dorp, want sinds het gereed komen van het fietspad was daar ook de pont van Bertus Timmerman, alias Bertus van de Pont. Daarvoor werden de mensen met een gewone punter over gezet. In Wetering waren ze eerst fel tegen de bemaling van het gebied door het Stroïnkgemaal. Toen het gemaal in 1920 ging werken was dat een ramp voor de vele beroepsvissers, want 70 centimeter minder water was niet niks. Toen in er in de dertiger jaren ook nog de onderbemaling vande Weteringse polders bijkwam viel ook de rietteelt terug. Tijdens de oorlogsjaren speelde Bertus een belangrijke rol in het verzet. Tijdens de oorlogsjaren werden er een drietal werkkampen geplaatst nabij Wetering van waar uit de werklozen de ontginning van de polders Wetering West en Wetering Oost ter hand zouden nemen. Dat is maar ten dele geslaagd want in 1968 stopte men met het ontginnen en geen van beide polders is dan ook gereed gekomen.
Bij de inundatie in1944-1945 stond Wetering nog eens helemaal onder water en moesten de erven worden bedijkt en worden drooggepompt, soms met een tonmolen. Alle ijs was die winter betrouwbaar en de melk ging ''overies'' naar Blokzijl. Zelfs was er nog een begravenis overies. Al voor de oorlog was men bezig met het trace van de weg Steenwijk-Blokzijl. In1943-1944 werd daarvoor het cunet gebaggerd, het zand voor de weg kwam uit het Giethoornse Meer. De baggermachines werden door de Gallieerden regelmatig beschoten. In 1951 kwam de Nieuwe weg helemaal gereed en een jaar later werd de weg officieel in gebruik genomen en was de pontbaas zijn werk ook kwijt. De Wetering had in 1941 reeds een gemaal met drie pompen gekregen om beide polders te kunnen bemalen waar Jaap de Ruiter de baas werd. In 1939/40 begon men al met het zandlichaam voor de weg achter Wetering Oost. “Hierbij maakte men gebruik van een zandzuiger”, aldus Nico Dijksma. Nico tekende ook voor het bagger en zuigerwerk van Wetring West in 1952/53, het zandlichaam van het fietspad Wetering -Kalenberg en de tochten van Wetering West. Ondertussen was er in 1958 al een straatweg aangelegd in polder Wetering West en kwam er in 1959 een tweede brug over de Wetering. In 1951 werd in Wetering met een groot aantal vrijwilligers een dorpshuis gebouwd, waar ik in 1957 mijn vrouw tegen kwam bij een uitvoering van de Gimos. In die tijd waren er in Wetering nog drie kerkjes in gebruik; het Gereformeerde locaal, het Nederlands Hervormde locaal en het Doopsgezinde locaal. In 1954-1965 vond de uittocht van de boeren plaats, een kleine twintig agrariers vonden een plaatsje in een van de polders. Voor de rest van de bewoners werd de streekverbetering opgezet die vele positieve veranderingen teweeg bracht. Huishoudelijke mechanisatie en modernisatie brachtten de vrouwen heel wat verlichting. In 1961 nam Henk Bruinenberg er de succes film op "Wij in Steenwijkerwold", een film waar nog altijd veel vraag naar is. Ook werd in die tijd een kunstmatig, acht hektare groot en twintig meter diep meer, aangelegd. Het zand ging onder andere naar de weg Wetering-Scheerwolde. Het meer kreeg de naam “Het Diepe Wiede".
Anno 2006 bestaan er voor dit gebied grootse plannen. In de polders Wetering West en Oost zal een groot gebied opnieuw onder water worden gezet en zal verder gaan als natuurgeied. Bij Eind van Diep zal een groot recreatie meer, het ''Scheere Meer",
verschijnen met woningen, jachthaven, strand enz., wat voor veel mensen werk kan betekenen.
School Muggenbeet in gebruik van ca 1650-1881
School Nederland in gebruik van 1774-1899
School Wetering in gebruik van !881-1997
Polder Wetering Oost, groot 980 hektare, 1942-1972
Polder Wetering West, groot 730 hektare, 1952-1972
Bronnen en archieven
Archief Lute Bouwer
Boeken Wold 1, 2, 3, 4 van Lute Bouwer
De tijd verteld van Henk Bruinenberg
Wij in Steenwijkerwold van Henk Bruinenberg
Rond de Ribben van Lute Bouwer
Langs de diek van Lute Bouwer
Waternamen in Noord West Overijssel van Joop van der Tuin.
Armenvoogdij van Scheerwolde van Jan Bakker
Muggenbeet, Eind van Diep en Wetering van Freerk Smit
Aanvullende Infomatie kunt u kwijt bij Lute Bouwer 0521-5888351
of E- mail
luteenroelie@hetnet.nl